Private Games

Contributors

By James Patterson

By Mark Sullivan

Read by Paul Panting

Formats and Prices

Price

$19.98

Price

$21.98 CAD

This item is a preorder. Your payment method will be charged immediately, and the product is expected to ship on or around July 3, 2012. This date is subject to change due to shipping delays beyond our control.

Also available from:

On your mark

Private, the world’s most renowned investigation firm, has been commissioned to provide security for the 2012 Olympic Games in London. Its agents are the smartest, fastest, and most technologically advanced in the world, and 400 of them have been transferred to London to protect more than 10,000 competitors who represent more than 200 countries.

Get set

The opening ceremony is hours away when Private investigator and single father of twins, Peter Knight, is called to the scene of a ruthless murder. A high-ranking member of the games’ organizing committee has been killed. It’s clear to Peter that this wasn’t a crime of passion, but one of precise calculation and execution.

Die

Newspaper reporter Karen Pope receives a letter from a person who calls himself Cronus claiming responsibility for the murders. He promises to restore the Olympics to their ancient glory and to destroy all those who have corrupted the games with lies, corruption, and greed. Immediately, Karen hires Private to examine the letter, and she and Peter uncover a criminal genius who won’t stop until he’s completely destroyed the modern games. “America’s #1 storyteller” (Forbes) delivers an exhilarating, action-packed thriller that brings the splendor and emotion of the Olympics to a wildly powerful climax.

Excerpt

James Patterson

& Mark Sullivan

Private games

Vertaald door Daniëlle Stensen


Meer dan tienduizend deelnemers uit vele landen verzamelen zich in Londen om mee te doen aan de Olympische Zomerspelen. Detectivebureau Private is ingehuurd om de veiligheid van de spelers te waarborgen. Dan wordt vlak voor de openingsceremonie een hooggeplaatst lid van het Olympisch Comité vermoord. Journaliste Karen Pope ontvangt een brief waarin Cronus de verantwoordelijkheid voor de moord opeist en hij verkondigt dat hij de Olympische Spelen weer hun oude glorie zal teruggeven door alle corruptie uit te bannen. Samen met Private komt Karen op het spoor van een crimineel meesterbrein, dat niet zal stoppen voor hij de Spelen volledig heeft ontwricht.

Private Games is een voortrazende thriller die de glamour en emotie van de Olympische Spelen naar een bloedstollende climax voert.




Cargo is een imprint van uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam

 

Copyright © 2012 James Patterson

Copyright Nederlandse vertaling © 2012 Daniëlle Stensen

Oorspronkelijke titel Private Games

Oorspronkelijke uitgever Little, Brown and Company, New York

Omslagontwerp Studio Jan de Boer

Omslagillustratie Getty Images

Verzorging e-book Peter Verwey

isbn 978 90 234 6870 7

nur 305

==

www.uitgeverijcargo.nl

 

Deze digitale editie is gemaakt naar de eerste druk, 2012.




Voor Connor en Bridger, die de Olympische droom najagen

—M.S.




Het is niet mogelijk om met de geest van een sterveling de bedoelingen van de goden te achterhalen

Pindarus

 

Want toen ontstak de Olympiër in toorn, hij liet het donderen en bliksemen en zaaide verwarring in Griekenland

Aristophanes




Proloog

Woensdag 25 juli 2012, 23.25 uur

 




X

Op deze aarde lopen supermannen en supervrouwen rond.

Dat meen ik heel serieus en je kunt dat letterlijk nemen. Jezus Christus, bijvoorbeeld, was een spirituele superman, evenals Maarten Luther en Gandhi. Julius Caesar was ook bovenmenselijk. Net als Dzjengis Khan, Thomas Jefferson, Abraham Lincoln en Adolf Hitler.

Denk eens aan wetenschappers als Aristoteles, Galileo, Albert Einstein en J. Robert Oppenheimer. Of aan kunstenaars als Da Vinci, Michelangelo en Vincent van Gogh, mijn favoriet, die zo superieur was dat het hem tot waanzin dreef. En vergeet bovenal de superieure wezens op sportief gebied niet, zoals Jim Thorpe, Babe Didrikson Zaharias en Jesse Owens, Larisa Latynina en Mohammed Ali, Mark Spitz en Jackie Joyner-Kersee.

Nederig schaar ik mijzelf ook onder deze verzameling superwezens, hetgeen, zoals je binnenkort zult zien, terecht is.

In het kort: mensen zoals ik zijn geboren om geweldige dingen te verrichten. We zoeken tegenspoed. We trachten te zegevieren. We streven ernaar alle grenzen te slechten: spirituele, politieke, kunstzinnige, wetenschappelijke en fysieke. We willen misstanden rechtzetten als we worden geconfronteerd met formidabele uitdagingen. En we zijn bereid om te lijden voor grootsheid, om ons volhardend tot het uiterste in te zetten en ons eindeloos voor te bereiden met de hartstocht van een martelaar, wat in mijn optiek buitengewone karaktertrekken zijn bij ieder mens van elke leeftijd.

Op het ogenblik moet ik zeggen dat ik me zeker buitengewoon voel, nu ik hier in de tuin van sir Denton Marshall sta, de meest hypocriete, corrupte, oude klootzak die er bestaat.

Moet je hem nou op zijn knieën zien zitten, met zijn rug naar me toe, en mijn mes op zijn keel.

Goh, hij trilt en beeft alsof hij net een steen op zijn hoofd heeft gehad. Kun je het ruiken? De angst? De geur hangt om hem heen, zo scherp als de lucht na een bomexplosie.

‘Waarom?’ vraagt hij, naar adem snakkend.

‘Je hebt me kwaad gemaakt, monster,’ snauw ik tegen hem. Een woede heftiger dan een oerrazernij splijt mijn geest en kolkt door elke cel van mijn lichaam. ‘Mede door jou zijn de Spelen verpest, ze zijn een aanfluiting geworden en ver afgeraakt van hun bedoeling.’

‘Wat?’ roept hij verbijsterd uit. ‘Waar hebt u het over?’

Ik lever het bewijs in drie vernietigende zinnen. De huid in zijn hals wordt asgrauw en zijn halsslagader begint misselijkmakend paars te kloppen.

‘Nee!’ stamelt hij. ‘Dat is... dat is niet waar. Dat kunt u niet doen. Bent u helemaal gek geworden?’

‘Gek? Ik?’ vraag ik. ‘Niet echt, ik ben de geestelijk gezondste persoon die ik ken.’

‘Alstublieft,’ zei hij. De tranen rollen over zijn wangen. ‘Heb genade. Ik ga de dag voor kerst trouwen.’

Mijn lach klinkt even bijtend als accuzuur: ‘In een ander leven heb ik mijn eigen kinderen opgegeten, Denton. Jij krijgt geen genade van mij of mijn zusters.’

Terwijl zijn verwarring en afgrijzen compleet worden, kijk ik omhoog naar de nachtelijke hemel. Ik voel de stormen in mijn hoofd opsteken en zie wederom in dat ik superieur ben, een supermens, doordrenkt van krachten van duizenden jaren her.

Ik leg de gelofte af: ‘Voor alle ware Olympiërs markeert dit offer het begin van het einde van de moderne Spelen.’

Dan trek ik het hoofd van de oude man naar achteren zodat hij zijn rug moet krommen.

En voordat hij een kreet kan slaken, haal ik razend het lemmet van links naar rechts over zijn keel met zo’n kracht dat zijn hoofd tot aan zijn ruggengraat loskomt van zijn schouders.

 




Boek een | De Furiën

 




Hoofdstuk 1

Donderdag 26 juli 2012, 9.24 uur

Het was waanzinnig warm voor Londense begrippen. Het overhemd en jack van Peter Knight waren doordrenkt van het zweet terwijl hij noordwaarts over Chesham Street langs het Diplomat Hotel rende, de hoek om naar Lyall Mews in het centrum van Belgravia, waar het duurste onroerend goed ter wereld stond.

Laat het niet waar zijn, schreeuwde Knight vanbinnen toen hij het straatje in rende. Lieve God, laat het niet waar zijn.

Toen zag hij de meute journalisten bij het gele afzetlint van de London Metropolitan Police, dat over de straat voor een crèmekleurig Georgian herenhuis was gespannen. Knight bleef plotseling staan, hij had het gevoel dat de eieren met spek van het ontbijt weer omhoogkwamen.

Wat zou hij tegen Amanda moeten zeggen?

Voordat Knight zijn gedachten op een rijtje had of zijn maag tot rust had gebracht, ging zijn mobiele telefoon. Hij rukte hem uit zijn zak zonder te kijken wie het was.

‘Knight,’ bracht hij uit. ‘Ben jij dat, Jack?’

‘Nee, Peter, ik ben het, Nancy,’ antwoordde een vrouw met een Ierse tongval. ‘Isabel is ziek geworden.’

‘Wat?’ vroeg hij kreunend. ‘Nee... ik ben pas een uur geleden vertrokken.’

‘Ze heeft koorts,’ hield zijn fulltime kindermeisje vol. ‘Ik heb haar net getemperatuurd.’

‘Hoeveel heeft ze?’

37,8. Ze klaagt ook over haar maag.’

‘En Lukey?’

‘Hij lijkt niks te mankeren,’ zei ze. ‘Maar–’

‘Zet ze allebei maar in een koel bad en bel me terug als Isabel 38,5 heeft,’ zei Knight. Hij klapte de telefoon dicht en slikte de gal weg die achter in zijn keel brandde.

Knight was een pezige man van ongeveer een meter tachtig met een aantrekkelijk gezicht en lichtbruin haar, die ooit bijzonder onderzoeker was geweest bij de Old Bailey, waar het centrale hof van Engeland zetelde. Twee jaar geleden was hij echter voor twee keer zoveel geld en prestige overgestapt naar het Londense kantoor van Private International. Dat wordt ook wel het Pinkerton detectivebureau van de twintigste eeuw genoemd, met vestigingen in elke grote stad ter wereld en met de allerbeste forensisch wetenschappers, beveiligingsspecialisten en onderzoekers zoals Knight in dienst.

Zet de knop om, zei hij tegen zichzelf. Gedraag je als een professional. Maar dit voelde aan als de druppel die de emmer deed overlopen. Knight had al te veel verdriet en verlies meegemaakt, zowel in zijn privéleven als beroepsmatig. Nog maar de week ervoor waren zijn baas, Dan Carter, en drie van zijn collega’s omgekomen bij een vliegtuigongeluk boven de Noordzee, dat nog onderzocht werd. Kon hij leven met nog een sterfgeval?

Hij duwde die vraag en de gedachte aan zijn zieke dochter weg en dwong zichzelf door de drukkende hitte snel naar de politieafzetting te lopen, waarbij hij ruim afstand hield van de journalisten. Terwijl hij dit deed kreeg hij Billy Casper in het oog, een inspecteur van Scotland Yard die hij al vijftien jaar kende.

Hij liep rechtstreeks naar Casper, een vierkante man met een pokdalig gezicht, die zijn voorhoofd fronste toen hij Knight zag. ‘Dit is geen zaak voor Private, Peter.’

‘Als het sir Denton Marshall is die daar dood binnen ligt, dan is het wel een zaak voor Private, én voor mij,’ antwoordde Knight fel. ‘Een persoonlijke zaak, Billy. Gaat het om sir Denton?’

Casper zei niets.

‘Nou?’ wilde Knight weten.

Uiteindelijk knikte de inspecteur, maar niet van harte, en hij vroeg achterdochtig: ‘Hoezo zijn jij en Private hierbij betrokken?’

Knight zei even niets. Het nieuws kwam meedogenloos hard aan en hij vroeg zich weer af hoe hij dit in vredesnaam aan Amanda moest vertellen. Toen schudde hij zijn wanhoop van zich af en zei: ‘Het Londense organisatiecomité van de Olympische Spelen is een klant van Private Londen. Waardoor sir Denton dus ook een klant van Private is.’

‘En jij?’ wilde Casper weten. ‘Wat is jouw persoonlijke belang hierbij? Ben je met hem bevriend of zo?’

‘Veel meer dan bevriend. Hij en mijn moeder waren verloofd.’

Caspers strenge gezichtsuitdrukking verzachtte iets en hij beet op zijn lip, waarna hij zei: ‘Ik zal eens kijken of ik je binnen kan krijgen. Elaine zal wel met je willen praten.’

Knight had plotseling het gevoel alsof onzichtbare krachten tegen hem samenspanden.

‘Heeft Elaine deze zaak op zich genomen?’ vroeg hij, en hij wilde ergens tegenaan stompen. ‘Dat meen je niet.’

‘Zeker wel, Peter,’ zei Casper. ‘Wat een mazzelkont ben je toch.’




Hoofdstuk 2

Hoofdinspecteur Elaine Pottersfield was een van de beste rechercheurs bij de Metropolitan Police. Ze had twintig jaar ervaring bij het korps en boekte met haar kregelige wijsneuzerige stijl uitstekende resultaten. Pottersfield had de afgelopen twee jaar meer moorden opgelost dan elke andere inspecteur van Scotland Yard. Ook was ze de enige persoon die Knight kende die zijn aanwezigheid openlijk verfoeide.

Ze was een aantrekkelijke vrouw van in de veertig, en deed Knight altijd denken aan een Russische wolfshond, met grote ronde ogen, een arendsneus en zilvergrijs haar dat over haar schouders golfde. Toen hij de keuken van sir Denton Marshall binnenkwam, bekeek Pottersfield hem langs haar puntige neus; ze zag eruit alsof ze hem zou bijten als ze de kans kreeg.

‘Peter,’ zei ze koeltjes.

‘Elaine.’

‘Ik ben er niet blij mee dat je de plaats delict betreedt.’

‘Nee, dat kan ik me voorstellen,’ antwoordde Knight, die zijn uiterste best deed zijn emoties in bedwang te houden, die met de seconde verhitter werden. Pottersfield leek dat effect altijd op hem te hebben. ‘Maar goed... Wat heb je me te vertellen?’

Het duurde even voordat de inspecteur antwoordde. Uiteindelijk zei ze: ‘De huishoudster heeft hem een uur geleden in de tuin gevonden, nou ja, wat er van hem over is dan.’

Met het beeld van sir Denton voor ogen, de erudiete en grappige man die hij de afgelopen twee jaar had leren kennen en was gaan bewonderen, voelde Knight dat zijn benen het bijna begaven en met zijn in een latex handschoen gestoken hand zocht hij steun bij het aanrecht. ‘Wat is er van hem over?’

Pottersfield gebaarde afgemeten naar de openstaande tuindeuren.

Knight wilde de tuin voor geen goud in gaan. Hij wilde zich sir Denton herinneren zoals de laatste keer dat hij hem had gezien, twee weken eerder, met zijn opvallende witte haar, schoongeboende roze huid en losse, aanstekelijke lach.

‘Ik begrijp het als je dat liever niet doet,’ zei Pottersfield. ‘Volgens inspecteur Casper waren je moeder en sir Denton verloofd. Sinds wanneer?’

‘Afgelopen Nieuwjaar,’ zei Knight. Hij slikte, liep naar de deuren en voegde er bitter aan toe: ‘Ze zouden op 24 december gaan trouwen. Weer een tragedie. Alsof ik die in mijn leven nog niet genoeg gehad heb, nietwaar?’

Pottersfields gezicht vertrok van pijn en boosheid, en ze keek naar de keukenvloer toen Knight langs haar heen liep, de tuin in.

Het was warmer geworden. De lucht hing roerloos in de tuin en het stonk er naar de dood en geronnen bloed. Op het terras van flagstones was vijf liter bloed, alles wat sir Denton in leven had gehouden, uit zijn onthoofde lijk gestroomd en eromheen gestold.

‘De patholoog-anatoom denkt dat er een mes met een lang gebogen lemmet met kartelrand is gebruikt,’ zei Pottersfield.

Knight bood wederom weerstand tegen de aandrang om over te geven. Hij probeerde het hele tafereel in zich op te nemen, het in zijn geheugen te prenten alsof het een reeks foto’s betrof en niet de werkelijkheid. De enige manier die hij kende om iets dergelijks aan te kunnen was alles op afstand te houden.

Pottersfield zei: ‘En als je goed kijkt, zie je dat er wat bloed terug naar het lijk is gespoeld met water uit de tuinslang. Ik neem aan dat de moordenaar dat heeft gedaan om voetafdrukken en dergelijke weg te spoelen.’

Knight knikte en richtte met pure wilskracht zijn aandacht op de omgeving achter het lijk. Hij keek verder de tuin in en zag forensisch rechercheurs bewijs verzamelen uit de bloembedden en richtte zijn blik op een fotograaf die bij de achtermuur foto’s van de plaats delict nam.

Knight liep langs het lijk, bleef een meter verderop staan en zag vanuit dat nieuwe perspectief waar de fotograaf zich op richtte. Het kwam uit het antieke Griekenland en was een van sir Dentons meest gekoesterde bezittingen: een kalkstenen beeld zonder hoofd van een Atheense senator die een perkamentrol in zijn armen heeft en het gevest van een kapot zwaard vasthoudt.

Het hoofd van sir Denton was in de lege ruimte tussen de schouders van het standbeeld gezet. Zijn gezicht was gezwollen, slap. Zijn mond was naar links vervormd alsof hij spuugde. En zijn ogen waren open, dof en stonden, vond Knight, schokkend eenzaam.

Hij had even de neiging om in te storten. Maar toen voelde hij de woede in zich opborrelen. Wat voor een barbaar deed zoiets? En waarom? Welke reden zou iemand kunnen hebben om Denton Marshall te onthoofden? Die man was meer dan goed. Hij was...

‘Je ziet niet het hele plaatje, Peter,’ zei Pottersfield achter hem. ‘Bekijk het gras voor het standbeeld maar eens.’

Knight balde zijn handen tot vuisten en liep het terras af en het gras op, dat langs de papieren bescherming schuurde die hij over zijn schoenen droeg, wat hem net zo irriteerde als wanneer iemand zijn nagels over een schoolbord haalde. Toen zag hij het en hij bleef abrupt staan.

Op het gras waren met een spuitbus vijf in elkaar grijpende ringen gespoten, het symbool van de Olympische Spelen.

Door het symbool was met bloed een X getekend.

 




Hoofdstuk 3

Wat is de meest waarschijnlijke plek waar monsters hun eieren leggen? In welk nest worden ze bebroed totdat ze uitkomen? Met welke giftige flinters voedsel worden ze volwassen?

Over deze vragen, en andere, pieker ik vaak tijdens de hoofdpijnaanvallen die van tijd tot tijd als een onweersbui met felle bliksemschichten mijn hoofd splijten.

En terwijl je dit leest, stel jij je misschien ook wel vragen, zoals: wie ben je?

Mijn echte naam is irrelevant. In het kader van dit verhaal kun je me echter Cronus noemen. In zeer oude Griekse mythen was Cronus de machtigste Titaan, verslinder van universa en god van de tijd.

Denk ik dat ik een god ben?

Natuurlijk niet. Een dergelijke arrogantie brengt het lot in verzoeking. Een dergelijke hybris tart de goden. En aan die verraderlijke zonde heb ik mij nooit schuldig gemaakt.

Wel blijf ik een van die zeldzame wezens die om de andere generatie op aarde verschijnen. Hoe kun je anders verklaren dat, lang voordat die stormen in mijn hoofd begonnen, haat mijn oudste herinnering is en de wens om te doden mijn eerste verlangen?

Ergens tijdens mijn tweede levensjaar werd ik mij bewust van die haat, alsof dat gevoel en ik met elkaar verbonden geesten waren die ergens vanuit de leegte in een kinderlichaam waren gegoten. Enige tijd dacht ik zo over mezelf: als een gloeiend uniek wezen van haat, dat in de hoek van de kamer in een doos met lompen was gesmeten.

Op een dag kroop ik intuïtief uit die doos, en door die beweging en vrijheid begreep ik al snel dat ik meer was dan boosheid, dat ik een op zichzelf staand wezen was, dat ik dagenlang honger en dorst leed, het koud had, naakt was en urenlang alleen werd gelaten, zelden werd gewassen, zelden werd vastgehouden door de monsters die om me heen liepen, alsof ik een soort buitenaards wezen was dat tussen hen was geland. Toen kwam mijn eerste echte gedachte in me op: ik wil ze allemaal vermoorden.

Ik had die meedogenloze aandrang al lang, heel lang voordat ik begreep dat mijn ouders aan drugs verslaafd waren, crackgebruikers, niet geschikt om zo’n superieur wezen als ik op te voeden.

Op mijn vierde, niet lang nadat ik een keukenmes in de dij van mijn bewusteloze moeder had gestoken, kwam er een vrouw naar de smerige plek waar wij woonden en haalde me voor altijd weg bij mijn ouders. Ze stopten me in een tehuis, waar ik gedwongen werd samen met in de steek gelaten monstertjes te wonen, die alle andere wezens vol haat en wantrouwen bekeken.

Al snel begreep ik dat ik slimmer en sterker en veel wijzer was dan zij allen samen. Op mijn negende wist ik nog niet precies wat ik was, maar ik had wel het gevoel dat ik misschien een andere soort was, een superwezen zogezegd, dat elk monster op zijn pad kon manipuleren, overwinnen of afslachten.

Nadat de stormen in mijn hoofd waren begonnen, wist ik dit met zekerheid.

De stormen begonnen op mijn tiende. Mijn pleegvader, die we ‘dominee Bob’ noemden, was een van die monstertjes aan het afranselen en ik kon het niet aanhoren. Het gehuil maakte me zwak, en dat gevoel kon ik niet verdragen. Dus ik ging naar buiten, klom over het hek en zwierf door de afschuwelijkste straten van Londen tot ik rust en troost vond in de vertrouwde armoede van een leeg gebouw.

Daar waren al twee monsters. Ze waren ouder dan ik, tieners, lid van een straatbende. Ze waren high, dat merkte ik direct, en ze zeiden dat ik me op hun terrein had begeven.

Ik probeerde mijn snelheid in te zetten om weg te komen, maar een van hen gooide een steen, die tegen mijn kaak sloeg. Dat deed me duizelen en ik viel, en zij lachten en werden nog bozer. Ze gooiden nog meer stenen, die mijn ribben braken en de bloedvaten in mijn dij vernielden.

Toen voelde ik een harde slag boven mijn linkeroor, gevolgd door een explosie van felle kleuren die door mijn hoofd knetterde als de verlamde armen van talloze bliksemschichten die een zomeravond uiteenrijten.




Hoofdstuk 4

Peter Knight voelde zich hulpeloos toen hij heen en weer keek van het Olympisch symbool dat met bloed was doorgestreept naar het hoofd van zijn moeders verloofde.

Pottersfield kwam naast Knight staan. Zacht zei ze: ‘Vertel me eens wat over sir Denton.’

Zijn verdriet wegslikkend zei Knight: ‘Hij was een geweldige man, Elaine. Hij was de baas van een groot hedgefonds, verdiende bakken met geld, maar gaf het merendeel weg. Hij was ook een zeer kritisch lid van het Londense organisatiecomité. Veel mensen gaan ervan uit dat we zonder de inspanningen van sir Denton Parijs nooit hadden verslagen voor de toekenning van de Spelen. Hij was een aardige vent, niet onder de indruk van zichzelf. En hij maakte mijn moeder heel gelukkig.’

‘Ik had niet gedacht dat dat mogelijk was,’ merkte de hoofdinspecteur op.

‘Ik ook niet. En Amanda evenmin. Maar hij deed het wel,’ zei Knight. ‘Tot op dit moment dacht ik niet dat Denton Marshall op de hele wereld ook maar één vijand had.’

Pottersfield gebaarde naar het bloederige Olympische symbool. ‘Misschien had het meer te maken met de Olympische Spelen dan met wie hij was in de rest van zijn leven.’

Knight staarde naar sir Dentons hoofd en liep terug naar het lijk, waarna hij zei: ‘Misschien. Of misschien is dit in scène gezet om ons op een dwaalspoor te brengen. Iemand onthoofden kan makkelijk worden gezien als een daad van razernij, en dat is in een of ander opzicht altijd persoonlijk.’

‘Bedoel je dat dit een soort wraakactie zou kunnen zijn?’

Knight haalde zijn schouders op. ‘Of een politiek statement. Of het werk van een gestoorde geest. Of een combinatie van die drie. Ik weet het niet.’

‘Weet je waar je moeder gisteravond tussen elf uur en halfeen was?’ vroeg Pottersfield plotseling.

Knight keek haar aan alsof ze niet helemaal goed bij haar hoofd was. ‘Amanda hield van Denton.’

‘Afgewezen liefde kan razernij oproepen,’ merkte Pottersfield op.

‘Ze werd niet afgewezen,’ snauwde Knight. ‘Dat zou ik hebben geweten. En trouwens, je hebt mijn moeder toch ontmoet? Ze is 1,63 meter en weegt 60 kilo. Denton woog 100 kilo. Zowel fysiek als emotioneel kan zij met geen mogelijkheid zijn hoofd eraf hebben gesneden. En daar had ze ook geen reden voor.’

‘Je weet dus waar ze was?’

Genre:

  • Acclaim for Private
  • "Private will grab you from page one and force you to sit there until you turn the very last page. A great start to new a series from the master of fast-paced thrill rides."—lorisreadingcorner.com
  • "Slick and suspenseful."—BookLoons.com
  • "PRIVATE mixes action, mystery and personal drama...Patterson and Paetro may well be on their way to rivaling--and possibly surpassing--the popularity of their Women's Murder Club series."—BookReporter.com

On Sale
Jul 3, 2012
Publisher
Hachette Audio
ISBN-13
9781611135114

James Patterson

About the Author

James Patterson is the world’s bestselling author, best known for his many enduring fictional characters and series, including Alex Cross, the Women’s Murder Club, Michael Bennett, Maximum Ride, Middle School, I Funny, and Jacky Ha-Ha. Patterson’s writing career is characterized by a single mission: to prove to everyone, from children to adults, that there is no such thing as a person who “doesn’t like to read,” only people who haven’t found the right book. He’s given over a million books to schoolkids and over forty million dollars to support education, and endowed over five thousand college scholarships for teachers. He writes full-time and lives in Florida with his family.

Learn more at jamespatterson.com

Learn more about this author